SNAKE - SLANG
De slang stamt af van de hagedissen en zijn reptielen. Er leven ongeveer 2500 soorten verspreid over de hele wereld, behalve in Nieuw-Zeeland en Ierland. Ze leven vooral in matige en warme klimaten. Slangen leven over het algemeen op de grond, maar kunnen goed klimmen en zwemmen.
Slangen kunnen tussen de 15 cm en 10 m worden met maximaal 435 wervels. Hun lichaam wordt bedekt door een huid met hoornachtige schubben. Hun kop heeft beweeglijke delen waardoor hij zeer grote prooien kan verslinden. De beenderen in zijn kaak is door pezen met elkaar verbonden. De slang heeft bijzondere tanden. Ze bevinden zich in de boven-en onderkaak, maar ook in de tussenkaak en in de verhemeltebeenderen. Hun spitsvormige tanden staan kromgebogen naar achter waarom zijn hun prooi bijten en kunnen vasthouden. 18% van de slangen zijn gifslangen, welke speciaal gevormde tanden hebben. Deze tanden hebben een kanaaltje of een groef waarmee ze gif in hun prooi spuiten. Slangen hebben goede ogen maar hun oogleden kunnen niet bewegen. Ter bescherming voor hun ogen is er een doorzichtige hoorns schub gegroeid. De slang heeft geen oren maar nemen bodemtrillingen waar. De dier heeft een goede reuk-, smaak- en tastzin, waarbij de neus en de tong samenwerken. Sommige slangen hebben bovendien warmtegevoelige zintuigen. Bij ratelslangen zitten die achter elk neusgat, bij de boa's en pythons in de mond rand. Slangen hebben een lange dunne tong, die ze snel heen en weer bewegen. Ze gebruiken de tong om geuren op te nemen. De dieren vervellen meerdere keren per jaar en krijgen een nieuwe huid. Dit begint vanaf zijn "bril" bij zijn ogen waar de huid geleidelijk naar achteren wordt geschoven. Zijn huid wordt als een leeg omhulsel binnenste buiten gekeerd. Hij gebruikt hiervoor ruwe plekken en mossen en heide. Slangen bewegen zich langzaam, rechtlijnig, voort door de ribben en de buikhuid naar voren en achteren te bewegen. Bij snellere bewegingen kan het dier zich kronkelend voortbewegen op oneffenheden. Op een gladde oppervlakte is een slang hulpeloos.
Slangen planten zich voort door eieren te leggen. Het mannetje vindt zijn bronstige vrouwtje door een reukspoor. Gedurende de paartijd treffen bepaalde soorten slangen elkaar. Mannetjes en vrouwtjes liggen dan verstrengeld tegen elkaar aan. De meeste slangen leggen eieren. Na ongeveer 4 maanden zal het vrouwtje haar eieren op een vochtige, warme plek haar eieren leggen. Meestal tussen de 6 en 40 eieren, afhankelijk van het soort. Er zijn maar een paar soorten die levend baren. De python vrouwtjes en de Noord -Amerikaanse modderslang zijn de enige slangen die hun eieren uitbroeden. Meestal zijn de jongen, als ze uit hun eieren komen aan zichzelf overgelaten. Het voedsel van de slang bestaat uit levende dieren, met uitzondering van eieretende slangen. Veel slangen houden hun prooi vast met hun spitse tanden, sommige slangen wurgen hun prooi. Meestal pakt de slang zijn prooi bij zijn kop en spuit gif in zijn wond. Vervolgens schuift de slang de ene kant van zijn kop naar voren, pakt zijn prooi verder vast en herhaalt dit met zijn andere kant. Dit gaat zo door tot zijn prooi in zijn keel verdwenen is. Door zijn speekselklieren kan het prooi makkelijk naar binnen glijden. De vertering van het prooi verloopt langzaam.
Slangen houden een winterslaap in koude jaargetijden in gebieden met koude winters. Wanneer het warmer wordt komen ze overdag weer langzaam te voorschijn om te zonnen en trekken ze zich 's avonds weer terug naar hun schuilplaats. Ratelslangen komen veel voor in de VS. Er leven ongeveer 25 verschillen soorten. Ze zijn vernoemd naar hun ratel, een verdikte huid aan het einde van hun staart, die ze bij gevaar gebruiken ter waarschuwing. Ook de rode rattenslang is een veel voorkomende de slang. Ze komen voornamelijk voor in het oosten en midden van de VS. Rond 1980 heeft men in de Everglades de Birmaanse python ontdekt. Omdat deze slang geen natuurlijke vijanden heeft begint dit een probleem te vormen voor de flora en fauna in dit gebied.
GESPOT in Big Cypres National Preserve, FL en Drumheller, AB